Begrippenlijst
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Mist u een woord? Stuur een e-mail!
Ambtman:
(bij de
Hertog van Gelre) hoge bestuurder van een gebied.
(naar
Wikipedia)
[terug
naar boven]
Baljuw:
ambtenaar
van de landsheer, als aanklager en voorzitter belast met de
rechtspraak in een bepaalde landstreek.
[terug
naar boven]
Beleg:
het
insluiten (door een leger) van een stad of kasteel om het te
veroveren.
[terug
naar boven]
Bisdom:
grondgebied
dat onder het gezag van een bisschop stond.
[terug
naar boven]
Bisschop:
priester
van de hoogste rang, belast met het bestuur van een bisdom.
(naar Van Dale)
[terug
naar boven]
Blijde:
soort
katapult.
[terug
naar boven]
Brandschatten:
in
oorlogstijd de bevolking een schatting opleggen op straffe van
plundering en brand. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Buitenplaats:
herenhuis
met park op het land. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Burggraaf:
edelman,
een rang lager dan graaf, aan het hoofd van een stad of van een
burcht.
[terug
naar boven]
Classicistisch:
(van
een gebouw of bouwstijl) waarvan de kenmerken geïnspireerd zijn
door de Griekse of Romeinse Oudheid.
[terug
naar boven]
Dapifer:
de
hoogste rechterlijke ambtenaar in een landsheerlijk gebied.
(AbsoluteFacts.nl)
[terug
naar boven]
Dienstman:
zie
ministeriaal
[terug
naar boven]
Domproost:
proost
van een domkapittel. (zie
proost)
[terug
naar boven]
Donderbus:
kanon met
een korte, dikke en zware loop dat ijzeren of stenen ronde kogels kon
afschieten.
[terug
naar boven]
Donjon:
hoofdtoren
van een kasteel (soms bestond een kasteel alleen uit een zware
donjon).
[terug
naar boven]
Hierboven:
de donjon van Huis Bergh (Gelderland).
Drossaard:
zie:
Baljuw
[terug
naar boven]
Drost:
zie:
Baljuw.
[terug
naar boven]
Dwangburcht:
kasteel
dat gebouwd is om een veroverd gebied te blijven beheersen.
[terug
naar boven]
Elect:
gekozen,
maar nog niet gewijde bisschop.
[terug
naar boven]
Feodaliteit
(leenstelsel):
stelsel
gebaseerd op de leenheer-leenmanverhouding, waarbij de leenheer
stukken land e.d. in leen afstaat aan de leenman, tegen een
vergoeding zoals de opbrengst van het land, manschappen voor het
leger, enz.
[terug
naar boven]
Gelderse
oorlogen (eind
15de eeuw-begin 16de eeuw):
[1]
de
oorlogen die Gelre voerde tegen de Hollandse Zuiderzeesteden tussen
1478 en 1532 (verzet tegen de Bourgondiërs);
[2]
de
oorlogen die Karel V voerde om zijn gezag in Gelre te vestigen,
tussen 1516 en 1543.
[terug
naar boven]
Gelre:
voormalig
graafschap (later hertogdom) dat ongeveer lag waar nu de huidige
provincie Gelderland ligt.
[terug
naar boven]
Hierboven:
Gelre rond 1300.
Geslacht:
familie
met eenzelfde achternaam, voortgekomen uit een gemeenschappelijke
stamvader. (naar
Van Dale)
[terug
naar boven]
Graaf:
edelman,
oorspronkelijk een ambtenaar van de vorst.
[terug
naar boven]
Graafschap:
grondgebied
dat onder het gezag van een graaf stond.
[terug
naar boven]
Havezate:
riddermatig
goed in Drenthe, Overijssel of Gelderland.
[terug
naar boven]
Heerlijke
rechten:
rechten
die horen bij een heerlijkheid, bij voorbeeld: het recht om bepaalde
belastingen te innen, recht te spreken, enz.
[terug
naar boven]
Heerlijkheid:
gebied
van een heer, waar een titel, rechten en verplichtingen aan verbonden
waren.
[terug
naar boven]
Hertog:
edelman,
een rang lager dan prins. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Hertogdom:
grondgebied
dat onder het gezag van een hertog stond. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Hoeken:
zie
Hoekse en
Kabeljauwse twisten
[terug
naar boven]
Hoekse
en Kabeljauwse twisten (midden
14de eeuw-eind 15de eeuw):
conflict
tussen twee partijen in het graafschap Holland.
De aanleiding voor
het conflict was de successiestrijd die uitbrak na de dood van graaf
Willem IV van Holland (1345). Er waren twee kroonpretendenten met
ieder een eigen aanhang: voor de één de
Hoeken en
voor de andere de
Kabeljauwen.
De verschillende edelen of steden kozen partij afhankelijk van hun
onderlinge tegenstellingen of van hun belangen. De strijd ontwikkelde
zich tot een ware burgeroorlog die tot het einde van de 15de eeuw zou
duren [meer
uitleg].
[terug
naar boven]
Hoogheemraad:
bestuurslid
van een waterschap.
[terug
naar boven]
Hoogteburcht:
een
kasteel dat gebouwd is op een heuvel of berg. De hoge ligging werd
gebruikt als onderdeel van de verdediging. Dit type kasteel wordt zo
genoemd om het te onderscheiden van andere types zoals bijvoorbeeld
'waterkastelen' (kasteel waar een slotgracht omheen loopt).
[terug
naar boven]
Kabeljauwen:
zie
Hoekse en
Kabeljauwse twisten
[terug
naar boven]
Kantelen:
de
'tanden' aan de bovenkant van een verdedigingsmuur, die beschutting
boden aan de verdedigers van een kasteel. Tussen de kantelen zaten
openingen waardoor de verdedigers op aanvallers konden
schieten.
[terug
naar boven]
Hierboven:
kantelen van de donjon van kasteel Doornenburg (Gelderland).
Kastelein:
beheerder
of bewaarder van een kasteel; alleen de landsheren en de zeer
belangrijke edelen hadden kasteleins.
[terug
naar boven]
Leengoed:
stuk
land (met of zonder kasteel) dat door een landsheer aan een leenman
gegeven werd.
[terug
naar boven]
Leenman:
persoon
die gebonden was aan een landsheer en van hem een stuk land (met of
zonder kasteel) in leen kreeg (daar waren rechten en verplichtingen
aan verbonden).
[terug
naar boven]
Legeren:
(soldaten)
ergens onderbrengen.
[terug
naar boven]
Maarschalk:
militaire
bevelhebber.
[terug
naar boven]
Ministeriaal:
soort
onvrije leenman, die diensten voor een landheer moest
verrichten.
[terug
naar boven]
Mottekasteel:
een
versterking op een door mensen opgeworpen heuvel.
[terug
naar boven]
Hierboven:
een mottekasteel (foto van de tentoonstelling op Kasteel Loevestein
(Gelderland)).
Nederkwartier:
aanduiding
van de kwartieren Arnhem, Nijmegen en Zutphen als onderdelen van het
vroegere hertogdom Gelre. (Sesam
encyclopedie)
[terug
naar boven]
Nedersticht:
zie
Sticht.
[terug
naar boven]
Omgracht:
(van
een gebouw) beschermd door een slotgracht.
[terug
naar boven]
Ontginning:
(de
grond) geschikt maken voor bebouwing, door de ongerepte natuur te
bestrijden.
[terug
naar boven]
Oorkonde:
schriftelijke
getuigenis, waarin een bepaalde stand van zaken of een afspraak is
vastgelegd.
[terug
naar boven]
Oversticht:
de
tegenwoordige gewesten Drenthe en Overijssel. Dit gebied maakte deel
uit van “Het Sticht” en viel onder het gezag van de
bisschop van Utrecht.
[terug
naar boven]
Hierboven:
het Oversticht rond 1300.
Patriciër:
hooggeplaatste
persoon van niet adellijke afkomst.
[terug
naar boven]
Poorter:
burger
van een stad die bepaalde rechten bezat. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Proost:
hoofd
van een kapittel; kloosterhoofd, oppergeestelijke.
[terug
naar boven]
Rentmeester:
(financiële)
beheerder van andermans vermogen.
[terug
naar boven]
Republiek
(de):
de
Nederlandse staat van 1588 tot 1795.
[terug
naar boven]
Richter:
zie
schout.
[terug
naar boven]
Riddermatig:
tot
de adelstand behorend.
[terug
naar boven]
Ridderschap
(de):
(tijdens
de Republiek) edelen die zitting hadden in de Staten van de
verschillende gewesten en aldaar de adel en het platteland
vertegenwoordigden. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Ruwaard:
waarnemend
graaf, landvoogd.
[terug
naar boven]
Schepen:
(in
een stad) rechtsambtenaar en bestuurder, die samenwerkte met de
vertegenwoordiger van de landsheer.
[terug
naar boven]
Schietspleet,
schietsleuf:
lange
smalle opening in een verdedigingsmuur, waar soldaten doorheen konden
schieten terwijl ze zelf beschut zaten.
[terug
naar boven]
Hierboven:
een schietspleet van kasteel Huis te Riviere in Schiedam
(Zuid-Holland).
Schout:
(in
een stad) ambtenaar van de landsheer, als aanklager en voorzitter
belast met de rechtspraak.
[terug
naar boven]
Slotgracht:
gracht
rondom een kasteel, ter verdediging.
[terug
naar boven]
Spaarboog:
Boog
die twee gemetselde kolommen met elkaar verbindt. De spaarboog dient
om een constructie te dragen door het gewicht daarvan te verdelen
over de twee kolommen; hierdoor kunnen opvullende stenen worden
uitgespaard.
[terug
naar boven]
Hierboven:
spaarbogen in de ringmuur van de Leidse Burcht (Zuid-Holland).
Stadhouder:
plaatsvervanger
van een vorst. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Stadsrechten:
de
door de landsheer aan een stad verleende vrijheden en privileges,
zoals eigen bestuur en rechtspraak. (naar
Van Dale)
[terug
naar boven]
Staten:
volksvertegenwoordiging,
oorspronkelijk bestaande uit de drie standen: adel, geestelijkheid en
burgers. (naar
Van Dale)
[terug
naar boven]
Sticht:
het
bisdom Utrecht.
[terug
naar boven]
Hierboven:
het Sticht rond 1300.
Stiepen:
funderingskolommen
waarop spaarbogen rusten.
[terug
naar boven]
Tachtigjarige
oorlog (1568-1648):
Deze
oorlog begon nadat de Nederlanden in 1555 via Karel V (1500-1558)
vererfden op de
Koning van Spanje Filips II (1527-1598).
Omdat de Spanjaarden de godsdienstige en politieke vrijheid in de
Nederlanden ernstig belemmerden, kwamen de Nederlanden in opstand
tegen het Spaanse bewind. Deze opstand ontwikkelde zich tot een
nationale vrijheidsoorlog.
Maar
deze oorlog was ook een burgeroorlog
waarin de
Nederlanders tegen elkaar streden. Het Spaanse leger dat de
Nederlanden zo onveilig maakte bestond dan ook voor een groot deel
uit Nederlanders. (zie
ook: nrc-next
3
april 2007 p.13, de visie van prof.dr. Henk van Nierop)
[terug
naar boven]
Tolburcht:
kasteel
dat bij een weg of bij een rivier stond om er tolgeld te
heffen.
[terug
naar boven]
Verzilting:
toeneming
van het zoutgehalte (in de grond, in het water).
[terug
naar boven]
Voorburcht:
vóór
een burcht gelegen verdedigingswerk.
In Nederlandse kastelen
stonden op de voorburcht vaak een boerderij en enkele woongebouwen.
De voorburcht was in tijd van vrede vaak de plek waar werkelijk
gewoond werd; men trok zich terug op de hoofdburcht in tijd van
oorlog (zie
foto hieronder:
links de hoofdburcht, rechts de voorburcht).
[terug
naar boven]
Hierboven:
een ronde waterburcht met rechts daarvan een voorburcht (foto van de
tentoonstelling op Kasteel Loevestein (Gelderland)).
Waterburcht:
zie
waterkasteel
[terug
naar boven]
Watergeus:
elk
van de vluchtelingen die, bij het begin van de opstand tegen Spanje,
de Nederlanden hadden verlaten en als zeeschuimers leefden. (Van
Dale)
[terug
naar boven]
Waterkasteel:
een
kasteel dat beschermd wordt door een slotgracht. Dit type kasteel
wordt zo genoemd om het te onderscheiden van andere types zoals
bijvoorbeeld 'hoogtekastelen' (kastelen die hoog op een heuvel of
berg zitten).
[terug
naar boven]
Weergang:
looppad
op een verdedigingsmuur, beschermd door kantelen.
[terug
naar boven]
Weermuur:
verdedigingsmuur
van een kasteel.
[terug
naar boven]
Hierboven:
weermuren van Kasteel Doornenburg (Gelderland).