Uitleg
Wanneer een heer zijn kasteel en zijn heerlijkheid opdroeg aan een vorst om die van hem in leen terug te ontvangen, kon dat om politieke redenen gebeuren (de heer kon zich zo bij de vorst aansluiten), maar het had vaak ook te maken met erfrechten:
Als de
kasteelheer meerdere kinderen had, moesten zijn eigendommen na zijn
overlijden verdeeld worden over al zijn kinderen; hierdoor kon het
familiebezit versnipperd raken en werd zijn nageslacht op den duur
steeds armer.
Maar als de heer zijn
kasteel aan zijn vorst had opgedragen en het van hem weer “in
leen” terug had gekregen, was het anders: na het overlijden van
de kasteelheer kon zijn “leengoed” slechts op zijn oudste
zoon vererven; hierdoor raakte het familiebezit niet versnipperd en
werd zijn nageslacht niet armer.
(naar: Vlist, Ed van der (2004). Cronesteyn, Van broekland tot polderpark, Leidse Historische Reeks nr 17, Primavera Pers, Leiden, p.15-16)